Pretérito imperfecto
Leer de Preterito imperfecto!
Preterito imperfecto
Als je wilt vertellen over wat er gebeurd is, kun je in het Spaans verschillende tijden gebruiken. Je gebruikt de Preterito imperfecto als je gewoontes uit het verleden beschrijft, het gaat dan om dingen die vaker gebeurden. Ook gebruik je als het gaat over mensen/dingen/situaties in het verleden beschrijft. Het begin en einde van de gebeurtenis wordt niet aangegeven.
Als het werkwoord op -ar eindigt
- yo hablaba
- tu hablabas
- el/ ella/ usted hablaba
- nosotros hablábamos
- Vosotros hablabais
- ellos/ ellas/ ustedes hablaban
Als het werkwoord op -er of -ir eindigt:
- yo comía
- tu comías
- el/ ella/ usted comía
- nosotros comíamos
- vosotros comíais
- ellos/ ellas/ ustedes comían
De pretérito imperfecto kan je herkennen door bepaalde tijdsaanduidingen. Antes, Cada dia, todos los domingos.
Hieronder zie je de voorbeeldzinnen van de imperfecto.
Cada día comía pan. Siempre jugaba con mi amigo. Comía pizza. – Ik at (vaak) pizza. Estudiabas mucho. – Jij studeerde veel (vroeger). Llovía mucho. – Het regende veel. Trabajábamos juntos. – Wij werkten samen. Llegaba tarde. – Hij/zij kwam vaak te laat. Veían la tele. – Ze keken tv. Hablaba con mi amiga. – Ik praatte (vaak) met mijn vriendin. Escribías cartas. – Jij schreef brieven (vroeger).
Hopelijk snap je nu hoe je deze tijd herkent en gebruikt! Nog meer hulp nodig? Check dit filmpje of een van onze bijlessen!
